Keuze nota gemeente langedijk permanent wonen 27/8/13

Gedoogbeleid, Gemeente, handhaving
Nieuwsberichten
Plaats reactie
ingrid
Berichten: 21
Lid geworden op: 12-03-2012 20:48

Keuze nota gemeente langedijk permanent wonen 27/8/13

Bericht door ingrid » 29-08-2013 20:39

Keuzenota recreatieterreinen i.v.m. permanente
bewoning en brandveiligheid

(Zie bijlage)

Gemeente Langedijk

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 27 augustus 2013
Vastgesteld door de gemeenteraad op ….
2

Inhoudsopgave
1. Aanleiding pagina 3
2. Voorgeschiedenis pagina 5
3. Wat is het probleem? pagina 7
3.1 Permanente bewoning pagina 7
3.1.1 Wat is permanente bewoning pagina 7
3.1.2 Wat zijn redenen voor permanente bewoning pagina 7
3.1.3 Waarom is het een probleem pagina 8
3.1.3.1 Negatieve effecten pagina 8
3.1.3.2 Positieve effecten pagina 10
3.1.4 Op welke andere voorzieningen heeft het gevolgen pagina 10
3.2 Brandveiligheid van recreatiewoningen pagina 12
4. Mogelijke oplossingen pagina 13
4.1 Rijksbeleid pagina 13
4.1.1 Legalisatie: bestemmingsplanwijziging pagina 13
4.1.2 Persoonsgebonden gedoogbeschikking pagina 14
4.1.3 Persoonsgebonden omgevingsvergunning pagina 14
4.2 Provincie Noord-Holland pagina 15
4.3 Standpunt VNG pagina 15
4.4 Voor- nadelen van mogelijke oplossingen in Langedijk pagina 15
4.4.1 Legaliseren door middel van bestemmingsplan pagina 15
4.4.2 Verstrekken van persoonsgebonden toestemming door
omgevingsvergunning of gedoogbeschikking pagina 16
4.4.3 Gedogen in algemene zin pagina 18
4.4.4 Handhaven pagina 18
4.5 Overgangsrecht pagina 19
4.6 Mogelijkheid voor tijdelijke noodsituaties pagina 19
4.7 Brandveiligheid pagina 20
5. Beleidskeuze pagina 21
5.1 Beleidskeuze gemeente Langedijk pagina 21
5.2 Peildatum pagina 22
6. Vervolgtraject Pagina 23
6.1 Uitwerking gedoogfase pagina 23
6.2 Aanpak brandveiligheid pagina 23
6.3 Handhavingsaanpak pagina 23
6.4 Voorkomen permanente bewoning in de toekomst pagina 23
6.5 Communicatie pagina 24
7. Reacties n.a.v. informatiebijeenkomsten Bijlage 3

1. Aanleiding
Al lange tijd is bekend dat er op recreatieparken in onze gemeente wordt gewoond. Uit
archiefstukken is ook terug te vinden dat vanaf de oprichting ook altijd gewezen is op het verbod op
permanente bewoning van recreatieverblijven of kampeermiddelen. Zo heeft dit eerst in de
vergunning op grond van de Wet op de Openluchtrecreatie gestaan en is dit bij overgang van
eigendom/beheer van de parken expliciet vermeld. Daarnaast is dit ook in het gemeentelijke
bestemmingsplan vastgelegd.
Hoewel dus feitelijk bekend was dat er toch wel, op beperkte schaal, gewoond werd op de
recreatieterreinen, is door de gemeenteraad in 2010 besloten aan deze overtredingen voorlopig
geen hoge prioriteit te geven. Toen is overwogen dat, “als er al sprake van is, de omvang daarvan
beperkt is tot een klein deel van deze terreinen. Van overlast en uitwassen is nooit iets gebleken.
De inspanningen die nodig zijn om dit probleem te inventariseren en adequaat aan te pakken staan
naar de opvatting van het gemeentebestuur niet in verhouding tot de omvang van het probleem.”
Bij het geprogrammeerde gebiedstoezicht zijn de recreatieterreinen in 2011 wel bezocht om
globaal toezicht te houden op brandonveilige situaties. Uit deze controles is naar voren gekomen
dat er op een deel van het park De Oude Boomgaard sprake is van dicht bij elkaar gebouwde
chalets/woonwagens en bijbehorende schuurtjes. Hierdoor is het risico aanwezig dat bij het
uitbreken van een brand, deze snel overslaat op omliggende recreatieverblijven. In het jaarverslag
Omgevingsrecht 2011 is dan ook de aanbeveling gedaan voor een verdere aanpak van de
brandveiligheid op recreatieterreinen een plan van aanpak op te stellen.
Daarnaast zijn in 2011 en 2012 meer signalen bij de afdeling Publiekszaken binnengekomen dat er
op de recreatieterreinen wordt gewoond. Dit blijkt onder meer uit een groot aantal inschrijvingen in
de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en uit verzoeken om uitkeringen en andere sociale
voorzieningen. In mei 2012 stonden op het adres Provinciale weg 5b (Park de Oude Boomgaard)
en 7b (Park de Nieuwe Boomgaard) ongeveer 150 gezinnen ingeschreven.
In mei en juni 2012 heeft de terugvordering van huurtoeslag door de belastingdienst bovendien
veel aandacht gevraagd voor de bewoning van recreatieverblijven. Hoewel deze acute situatie lijkt
opgelost, gaf dit de bevestiging dat er op een zeer groot deel van het recreatiepark De Oude
Boomgaard gewoond wordt en er nog maar weinig verblijven voor recreatie worden gebruikt.
Ten aanzien van recreatiepark Molengroet bestaan gerede vermoedens dat ook daar permanente
bewoning voorkomt. Dit gebeurt wel op beperktere schaal dan bij de Oude en Nieuwe Boomgaard,
maar met enkele tientallen situaties moet wel rekening gehouden worden. Op het adres van
recreatiepark Molengroet, staat slechts een enkeling ingeschreven in de GBA.
Deze gegevens vormen de aanleiding om de bewoning van recreatieverblijven in onze gemeente
opnieuw onder de aandacht te brengen. Hierbij zal een standpunt moeten worden ingenomen over
de wijze waarop met deze situatie wordt omgegaan. Dit kan variëren van handhaving van deze
overtredingen van het bestemmingsplan tot het legaliseren door het wijzigen van het
bestemmingsplan. Als tussenvorm en overgangssituatie wordt in veel gemeenten het instrument
van de persoonlijke gedoogbeschikking gehanteerd.
In dit document worden deze alternatieven beschreven en worden hier de voor - en nadelen van
weergegeven. Hierbij moet worden opgemerkt dat er nog geen complete inventarisatie is gemaakt
van de situatie en van de individuele woonsituaties. Dit vergt al een zodanige inzet dat hiervoor
eerst een principebesluit van het gemeentebestuur wordt gevraagd. Voor informatie over het
onderwerp is gebruik gemaakt van de diverse nota‟s op dit terrein van zowel de rijksoverheid, de
provincie als diverse andere gemeenten in de regio en elders in het land die met ditzelfde
onderwerp te maken hebben. Geldende wet- en regelgeving vormen hierbij het uitgangspunt.

Visiedocument omgevingsrecht gemeente Langedijk, 15 juni 2010, pagina 8.

Huisvesting arbeidsmigranten
Tot slot is ook de huisvesting van arbeidsmigranten een onderwerp geworden waar in de regio veel
aandacht aan wordt besteed. In Langedijk zijn hiervoor lange tijd weinig signalen geweest. Toch
zijn er de laatste tijd wel signalen om te vermoeden dat er ook in Langedijk, weliswaar op kleine
schaal, sprake is van tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten in situaties die hiervoor niet
geschikt of bedoeld zijn. In de regio is hiervoor een aanpak voorgesteld, waarbij verzocht wordt
aan gemeenten om hieraan deel te nemen.
De problematiek rondom de huisvesting van arbeidsmigranten speelt zich echter niet alleen af op
de recreatieterreinen. Dit kan zich ook voordoen op bijvoorbeeld bedrijventerreinen of in
bijgebouwen bij woningen of boerderijen. Daarom is er voor gekozen dit aspect in dit
alternatievenonderzoek niet verder aan de orde te stellen.
Voor de huisvesting van arbeidsmigranten is een regionale aanpak (KOMPAS) opgezet om dit
probleem, waar dit zich voordoet, gestructureerd aan te pakken. Op 10 juli 2012 heeft het college
besloten om deel te nemen aan de inventariserende fase van het project KOMPAS. In deze eerste
fase wordt aan de hand van diverse beschikbare gegevens geïnventariseerd in hoeverre en in
welke omvang er sprake is van huisvesting van arbeidsmigranten binnen de gemeente. Aan de
hand van de gegevens uit deze inventarisatie wordt beoordeeld in hoeverre er voor Langedijk
sprake is van een probleem waar verdere aandacht aan moet worden besteed.
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de voorgeschiedenis van de recreatieparken in
onze gemeente. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 dieper ingegaan op de voor- en nadelen die met
bewoning van recreatieverblijven gepaard gaan. In hoofdstuk 4 worden tenslotte de alternatieven
beschreven hoe hiermee omgegaan kan worden. In hoofdstuk 5 wordt beschreven welke keuze
wordt voorgesteld en tot slot wordt in hoofdstuk 6 het vervolgtraject geschetst. Als bijlage bij deze
notitie zijn de zienswijzen gevoegd, die zijn ingediend naar aanleiding van het voorgenomen besluit
dat in november 2012 bekend is gemaakt.

2. Voorgeschiedenis
Voor een goed begrip van de huidige situatie is het van belang kort te schetsen hoe de
recreatieterreinen in Langedijk zijn gegroeid tot de huidige vorm. Daarnaast worden in dit hoofdstuk
een aantal bijzonderheden benoemd die een rol kunnen hebben gespeeld bij het ontstaan van de
huidige situatie.
Camping Molengroet en De Oude Boomgaard zijn opgericht in de jaren tachtig en begin jaren
negentig. In de eerste jaren was er voornamelijk sprake van kampeerterreinen, maar naarmate de
parken zich ontwikkelden zijn meer stacaravans en chalets gebouwd. De Oude Boomgaard is op
twee moment uitgebreid, waarbij de laatste uitbreiding onder de naam De Nieuwe Boomgaard is
opgericht. Tot 2008 was de Wet op de Openluchtrecreatie van kracht en zijn op grond van deze
wet vergunningen verleend voor de kampeerterreinen. Hier heeft overigens consequent in vermeld
gestaan dat permanente bewoning op deze kampeerterreinen verboden is.
Voor alle recreatieterreinen gold het bestemmingsplan „Landelijk Gebied 1986‟. Sinds 2007 geldt
hiervoor het bestemmingsplan „Buitengebied en Koedijk‟. In beide bestemmingsplannen is
vastgelegd dat de parken bestemd zijn voor recreatief verblijf. Permanente bewoning is dus niet
toegestaan.
Hieraan is de afgelopen decennia ook wel aandacht besteed. Midden jaren negentig heeft
handhaving plaatsgevonden tegen een twintigtal situaties waarin permanente bewoning was
geconstateerd op De Oude Boomgaard. Bovendien is bij iedere overgang van de
kampeervergunning gewezen op deze voorwaarden. De Oude Boomgaard heeft sinds Voor het
laatst zijn in 2004 delen van het park De Oude Boomgaard van eigenaar verwisseld. Kubic
Recreatie heeft het „oude‟ deel van De Oude Boomgaard gekocht. Het nieuwe deel, waarvoor in
2003 toestemming is gegeven, is aan Likon BV overgedragen.
De kampeervergunning is in 2004 op naam van de Vereniging van Eigenaars Recreatiecomplex
De Oude Boomgaard gesteld. In deze vergunning zijn ook weer dezelfde voorwaarden opgenomen
met betrekking tot permanente bewoning.
Sinds 2000 geldt voor Molengroet dat er toestemming is voor een jaaropenstelling. Voor De Oude
Boomgaard is deze toestemming in de kampeervergunning van 19 december 2003 gegeven. Voor
dat moment golden er nog beperkingen in het aantal maanden of het aantal kampeermiddelen dat
het hele jaar door gebruikt mochten worden. Als voorwaarde voor de toestemming voor de
jaaropenstelling is door de gemeente gesteld dat er privaatrechtelijk geregeld moet worden dat
permanente bewoning niet is toegestaan. Dit biedt voor de gemeente slechts een schijnzekerheid
aangezien zij afhankelijk is van naleving door de partijen bij de overeenkomst. De gemeente is hier
geen partij in. Voor de gemeente blijft het bestemmingsplan en voorheen de kampeervergunning
bestuursrechtelijk het uitgangspunt.
Met de toestemming voor een jaaropenstelling van het recreatiepark is ook nadrukkelijk geen
toestemming gegeven voor permanente bewoning. De opvatting „er mag 365 dagen gerecreëerd
worden‟, betekent niet dat er permanent gewoond mag worden. Naast dit recreatieve verblijf zal
een gebruiker altijd nog een legaal hoofdwoonverblijf moeten hebben en deze woning ook
daadwerkelijk als hoofdverblijf gebruiken.
Voor zover bekend bij de toenmalig afdeling Bouwen en Wonen van de gemeente was er op 31
oktober 2003 geen sprake van permanente bewoning op de recreatieparken. Op verschillende
momenten sinds die tijd is het beleid ten aanzien van permanente bewoning bekrachtigd door het
college. Actieve informatie richting inwoners van de gemeente en gebruikers van de
recreatieparken heeft echter slechts beperkt plaatsgevonden. Dit is via de eigenaar/beheerders
van de parken gelopen.
Voor 2005 voerde de gemeente het beleid dat, vanwege het verbod op bewoning van een
recreatieverblijf, geen inschrijving in de GBA mogelijk is op een adres op een recreatiepark. Bij
nadere beschouwing van dit besluit is echter geconcludeerd dat dit in strijd is met de Wet op de
GBA.
In september 2005 is naar aanleiding daarvan een brief gestuurd aan alle gebruikers van de
Oude Boomgaard. Hierin is aangegeven dat inschrijving in de GBA op het adres Provinciale weg
5b mogelijk is (zelfs verplicht is). In deze brief is ook uitdrukkelijk vermeld dat dit gebruik nog wel
steeds in strijd is met het bestemmingsplan en daardoor verboden. Met inschrijving in de GBA
wordt geen toestemming verleend voor bewoning.
De inschrijving in de GBA vormt ook het grootste historische verschil tussen De Oude Boomgaard
en Molengroet. Voor De Oude Boomgaard is in 2005 aangegeven dat inschrijving in de GBA wel
mogelijk is op grond van de Wet GBA. Voor Molengroet is dit echter niet gedaan. Op verzoek van
de beheerder/eigenaar van Molengroet zijn daar lange tijd geen mensen ingeschreven als
bewoner. Daardoor is van dit recreatiepark geen goed beeld om hoeveel gevallen van permanente
bewoning het gaat. Uit gesprekken die in het recente verleden met de beheerder zijn gevoerd, blijkt
wel dat dit probleem zich daar wel voordoet.
Voor wat betreft de eigendomssituatie is er een verschil tussen de wijze waarop de kavels zijn
opgesplitst. Bij Molengroet is Recreatieschap Geestmerambacht voor een groot deel eigenaar en
worden kavels direct of indirect (via de parkbeheerder) in erfpacht met recht op opstal uitgegeven.
Bij De Oude Boomgaard is de Vereniging van Eigenaars eigenaar en zijn per kavel
appartementsrechten uitgegeven. In deze splitsingsaktes is uitdrukkelijk opgenomen dat de
bestemming van de appartementsrechten is om te worden gebruikt voor een recreatieverblijf. Van
het nieuwste deel, de Nieuwe Boomgaard, is Park de Oude Boomgaard b.v. eigenaar. Op dit deel
van het park zijn nog vrije, onbebouwde, kavels beschikbaar.
De gemeente heeft bij splitsing of overgang van eigendomsrecht van de recreatieparken geen
inmenging gehad, anders dan dat ze hierover geïnformeerd is, die gevolgen heeft gehad voor de
huidige situatie.

3. Wat is het probleem en waarom moet hier iets aan
gedaan worden?
In dit hoofdstuk wordt verduidelijkt welke problematiek er speelt rondom de recreatieterreinen. De
meeste aandacht wordt besteed aan permanente bewoning (in paragraaf 2.1). Dit is gedaan omdat
dit een complex onderwerp is. Vervolgens wordt ook de brandveiligheid op recreatieterreinen
aangestipt en tenslotte de problematiek rondom de huisvesting van arbeidsmigranten.
3.1 Permanente bewoning
In dit hoofdstuk wordt verduidelijkt wat het probleem omtrent permanente bewoning inhoud t en wat
hierbij komt kijken. Behalve dat er sprake is van overtreding van het bestemmingsplan, heeft
permanente bewoning gevolgen voor meer (gemeentelijke) taken en voorzieningen.
3.1.1 Wat is permanente bewoning?
Onder permanente bewoning wordt het (eventueel tijdelijk) gebruik van een voor recreatie bestemd
verblijf als hoofdverblijf verstaan. Hoofdverblijf wordt uitgelegd als “de plaats die fungeert als het
centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van de betrokkene en welke een voor
permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat tenminste bestaat uit een keuken, woon-,
was- en slaapgelegenheid.”
Volgens deze omschrijving is het niet noodzakelijk dat iemand het hele jaar woont in het
recreatieverblijf. Iemand moet, ook voor kortere tijd, een legale woning hebben die als zijn
hoofdverblijf kan worden beschouwd en ook feitelijk zo wordt gebruikt. Als iemand een ander
hoofdverblijf heeft en dit ook zo gebruikt, kan daarnaast tijdens het hele jaar gebruik gemaakt
worden van het recreatieverblijf zonder dat er sprake is van permanente bewoning.
Veel voorkomende voorbeelden van situaties waarin sprake is van permanente bewoning zijn
bijvoorbeeld huisvesting van studenten of stagiaires, huisvesting van arbeidsmigranten, tijdelijke
bewoning in afwachting van huur- of koopwoning, tijdelijke bewoning in afwachting van een
calamiteit of bewoning als hoofdwoonverblijf voor onbepaalde tijd, bijvoorbeeld als starter of als
gepensioneerde.
3.1.2 Wat zijn redenen voor het gebruik van recreatieverblijven als permanente
bewoning?
Er kunnen diverse redenen worden genoemd die vermoedelijk achter het gebruik van
recreatieverblijven voor permanente bewoning schuilen. Deze redenen zijn niet diepgaand
onderzocht, maar dienen om een beeld te geven van de achtergrond van dit probleem.
- Bewoning in afwachting van een woning.
Het gaat hierbij om mensen uit de regio die woningzoekend zijn, maar (nog) niet in aanmerking
komen voor een reguliere woning. Hierbij gaat het om een noodoplossing. De duur kan echter wel
variëren van enkele maanden (bij het wachten op een koop- of huurwoning in de vrije sector) tot
enkele jaren als het gaat om een woning in de sociale sector.
- Bewoning door starters op de woningmarkt
Voor starters op de woningmarkt kunnen recreatieverblijven een betaalbaar alternatief zijn en als
startoplossing kunnen dienen. In de regel gaat het dan om bewoning gedurende meerdere jaren.
- Recreatieterrein als toevluchtsoord
Dit geldt voor mensen die om wat voor reden dan ook in de problemen zijn gekomen en daarom
hun toevlucht zoeken op (redelijk anonieme) recreatieterreinen.

- Na afloop van arbeidsactieve jaren
Gepensioneerden kiezen er soms voor om na hun actieve leven in een aantrekkelijke
woonomgeving te wonen. Deze mensen hoeven geen economische of sociale binding te hebben
met de regio. Soms verblijven gepensioneerden een deel van het jaar in het buitenland. Een
bijkomend voordeel voor deze groep van recreatieverblijven in onze gemeente is dat ze gelijkvloers
zijn.
- Bewuste keuze
Daarnaast zijn er mensen die er bewust voor kiezen om op recreatieterreinen te wonen. Vaak gaat
het hierbij om arbeidsactieve mensen. Deze mensen kunnen zowel werkzaam zijn in de regio als
daarbuiten. Omdat permanente bewoning in Langedijk lange tijd niet aan de orde leek te zijn, is
hieraan door de gemeente weinig tijd aan handhaving besteed. Sommige bewoners zijn hierdoor in
de veronderstelling dat de gemeente permanente bewoning gedoogt. Anderen weten dat het niet
wordt toegestaan maar weten ook dat de gemeente weinig tot geen tijd besteedt aan handhaving
en nemen dit risico bewust. Reden hiervoor kan zijn dat een recreatiewoning een betaalbaarder
alternatief is voor een reguliere koopwoning.
3.1.3 Waarom is permanente bewoning van recreatieverblijven een probleem?
Permanente bewoning van recreatieverblijven brengt allerlei gevolgen met zich mee. Deze
beperken zich niet tot één beleidsterrein. Er zijn gevolgen op het gebied van handhaving,
bouwregelgeving, ruimtelijke ordening, openbare orde en veiligheid, maar ook op het gebied van
welzijn.
Hieronder worden zowel de positieve als negatieve gevolgen van permanente bewoning genoemd.

3.1.3.1 Negatieve effecten

- Aantasting van het buitengebied

Het buitengebied is een open gebied, bedoeld voor recreatie, ontspanning en het genieten van
natuur en landschap. Het gebruik van recreatieverblijven voor permanente bewoning staat haaks
op deze doelstellingen en leidt tot verdichting van bebouwing („verstening‟ en „verstedelijking‟) in
het landelijk gebied. Bij permanente bewoning worden vaak meer eisen gesteld aan het
woonverblijf dan bij recreatie. Dit kan bij bewoning van een recreatieverblijf al snel tot de wens
leiden om de recreatiewoning (al dan niet zonder vergunning) uit te breiden met bijvoorbeeld een
extra schuurtje, een overkapping of een ruime veranda. Dit speelt zeker een rol nu het
bestemmingsplan voorschrijft dat stacaravans maximaal 53 m2 groot mag zijn.
Daarnaast is permanente bewoning in strijd met de ruimtelijke visie van Langedijk zoals deze
onder andere in de Structuurvisie 2012-2030 is vastgelegd. Hierin is onder meer bepaald dat het
ruimtelijk beleid gericht is op het bundelen van wonen, werken en voorzieningen in het dorpslint om
zo de vitaliteit daar te versterken en bijvoorbeeld ook de mobiliteit in het buitengebied te beperken
en aantasting van het buitengebied te voorkomen.
Daarnaast wordt erkend dat er een toename is van eenpersoonshuishoudens. De extra
woonruimte voor eenpersoonshuishoudens wordt vooral gezocht in of nabij het dorpslint, dicht bij
de dagelijkse voorzieningen.

- Onttrekking van de bestaande hoeveelheid recreatieverblijven

Door permanente bewoning zijn er minder recreatieverblijven beschikbaar voor recreatieve
doeleinden. Dit gaat nog verder wanneer een recreatieterrein grotendeels bewoond wordt. Het
wordt dan voor recreanten steeds minder aantrekkelijk. Hierdoor kan meer behoefte ontstaan aan
recreatieterreinen elders in de gemeente. Dit leidt weer tot een nieuwe ruimteclaim in het
buitengebied.
De Structuurvisie 2012-2030 is aangegeven dat de gemeente Langedijk weliswaar een bescheiden
positie inneemt waar het gaat om toerisme en recreatie, maar dat het met het Museum
BroekerVeiling, het Oosterdelgebied en het recreatiegebied Geestmerambacht wel bovenlokale
betekenis heeft. Het bieden van de mogelijkheid voor verblijfsrecreatie is daarvoor ook van belang.

Bij het onttrekken van alle recreratieverblijven waarvan nu wordt vermoed dat ze permanent
bewoond worden, zou meer dan de helft van de bestaande voorraad recreatieverblijven teniet
doen.

- Visuele verloedering

Visuele verloedering ontstaat doordat van oorsprong natuurlijk ogende recreatieterreinen worden
ingericht met schuurtjes, hekken, terrassen en dergelijke. Dit ontstaat met de tijd wanneer
bewoners aanvullende bouwwerken aanbrengen om hun woongenot te verhogen.
Wanneer ergens een woonwijk wordt ontwikkeld, worden hiervoor stedenbouwkundige eisen
opgesteld waaraan deze moet voldoen. Bij recreatieterreinen gelden andere eisen in verband met
de openheid en natuurlijke uitstraling die beoogd wordt in het buitengebied.
Daarnaast kan verhuur van recreatieterreinen voor bewoning en het versnipperde eigendom van
de kavels leiden tot achterstallig onderhoud van het terrein en de recreatiewoning. Zowel de
(tijdelijke) huurder als de eigenaar hebben minder belang bij het onderhoud dan wanneer dit voor
recreatieve doeleinden wordt verhuurd en er een overkoepelende beheerder of vertegenwoordiging
van eigenaren actief is om het park aantrekkelijk te maken en houden voor recreanten.

- Groter beslag op maatschappelijke voorzieningen
Voor zorg- en welzijnsinstellingen kan permanente bewoning nadelige gevolgen hebben. Er wordt
door deze bewoners wel een beroep gedaan op collectieve voorzieningen zoals sociale
uitkeringen. Ook doen bewoners een beroep op algemene voorzieningen zoals het ophalen van
huishoudelijk afval, straatverlichting, wegverharding, gemeentereiniging en wordt ook een beroep
gedaan op scholen. Bewoners die zich hebben ingeschreven betalen wel de gemeentelijke
heffingen die als gebruiker of eigenaar verschuldigd is. Als bewoners zich echter niet hebben
ingeschreven in het GBA, staat hier geen bijdrage uit het Gemeentefonds tegenover en kan ook
geen belasting worden geheven zoals afvalstoffenheffing of hondenbelasting.

- Problemen van sociale aard
Door de verschillen in de aard van de verblijfsmotieven en doordat de leefpatronen verschillen
kunnen er spanningen ontstaan tussen recreanten, permanente bewoners als eigenaar of als
verhuurder en eventuele andere groepen gebruikers (bijv. seizoenarbeiders). Op het moment dat
er aandacht aan permanente bewoning werd gegeven in de kranten (naar aanleiding van de
kwestie rondom de huurtoeslag), kwamen er ook verschillende oproepen binnen die bevestigden
dat er geregeld wrijving is tussen verschillende gebruikers op het park De Oude Boomgaard. Bij de
politie komen ook geregeld meldingen binnen die betrekking hebben op verstoring van de
openbare orde of burengerucht. Dit geeft een signaal dat bovengenoemde problemen zich ook
daadwerkelijk voordoen.

- Rechtsgelijkheid inwoners
Door permanente bewoning van recreatieverblijven als alternatief voor sociale woningen ontstaat
rechtsongelijkheid tegenover andere woningzoekenden die in aanmerking willen komen voor een
sociale huurwoning. Hoewel handhaving van permanente bewoning mogelijk tot een extra druk op
de reguliere (sociale) woningmarkt leidt, geeft dit wel rechtsgelijkheid onder woningzoekenden. De
mogelijkheid van bewoning van recreatieverblijven, in samenhang met de druk op de woningmarkt
kan bovendien tot ongewenste verhuursituaties leiden, waarbij er eigen wachtlijsten en
voorwaarden worden samengesteld.

- Waarde recreatieverblijven
Door het toestaan van permanente bewoning stijgen de prijzen van recreatieverblijven boven de
feitelijke waarde uit. Alleen al doordat er niet of nauwelijks is gehandhaafd en bewoning is
(onterecht) de opvatting ontstaan dat permanente bewoning is toegestaan of ooit wordt
gelegaliseerd en heeft dit de prijzen van de recreatiekavels doen stijgen.
- Moeilijke traceerbaarheid bewoners
Permanente bewoners die niet in de GBA zijn ingeschreven zijn moeilijk traceerbaar, omdat ze
wonen in een min of meer van de buitenwereld afgeschermd gebied. Dit kan weer
aantrekkingskracht hebben op personen die om wat voor reden dan ook iets te verbergen hebben.

- Niet voldoen aan Bouwbesluit
Een recreatieverblijf (logiesfunctie) hoeft aan minder strenge normen te voldoen dan een woning.
Als mensen een recreatieverblijf permanent bewonen, ontstaan er onveilige situaties omdat het
recreatieverblijf hier in principe niet op gebouwd is. Met name de brandveiligheid kan hierdoor in
het gedrag komen, maar ook gezondheidsaspecten zoals onvoldoende ventilatie of daglicht kan
aan de orde zijn. In Langedijk zijn op grond van het bestemmingsplan „stacaravans‟ tot maximaal
53 m2 toegestaan. Deze zijn in de loop der jaren geüpgraded naar chalets. Daarbij is echter nog
geen sprake van volwaardige woningen die aan alle eisen uit het Bouwbesluit 2012 voor wonen
kunnen voldoen.

- Strijdigheid met bestemmingsplan

Permanente bewoning van recreatieverblijven in onze gemeente is in strijd met het
bestemmingsplan „Buitengebied en Koedijk‟. Hierin is in 2007 uitdrukkelijk vastgelegd dat
permanente bewoning verboden is. Dit bestemmingsplan is op zorgvuldige wijze tot stand
gekomen en hierin is op basis van ruimtelijke gronden geregeld op welke wijze gronden in een
gebied gebruikt mogen worden en welke ontwikkelingen ongewenst zijn.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Raad van State is de gemeente in beginsel gehouden
tegen overtreding van het bestemmingsplan op te treden.

3.1.3.2 Positieve effecten

- Extra inkomsten uit het gemeentefonds
Indien bewoners zich inschrijven in het GBA worden ze als inwoners van de gemeente gezien en
leidt dit tot een hogere uitkering uit het Gemeentefonds.
- Opvang voor woningzoekenden
De bewoning van recreatieverblijven kan een tijdelijke oplossing bieden voor opvang van
woningzoekenden en beantwoord daarmee aan een maatschappelijke behoefte.
- Sociale controle op recreatieterreinen
De continue aanwezigheid van bewoners op een recreatieterrein kan vandalisme, inbraak of
diefstal op deze terreinen verminderen.
- Toename van draagvlak voor maatschappelijke voorzieningen
Doordat het aantal inwoners toeneemt, kan meer ledenaanbod ontstaan voor verenigingen en
instellingen met een maatschappelijke functie (bijv. sportverenigingen).
Ditzelfde geldt ook voor het MKB binnen onze gemeente, waarbij met name de winkels voor de
dagelijkse boodschappen zullen profiteren.
- Betaalbare woonruimte
Het gebruik van recreatiewoningen beantwoord voor een deel aan de vraag naar betaalbare
woningen voor starters en sociale huurders. Het toestaan van permanente bewoning vermindert de
druk op de woningmarkt.

3.1.4 Op welke andere gemeentelijke voorzieningen heeft het gebruik voor
permanente bewoning gevolgen?

Zoals al eerder is aangehaald, hebben meerdere gemeentelijke taakvelden te maken met
permanente bewoning van recreatieverblijven. Zo heeft de afdeling Publiekszaken te maken met
de inschrijving in de GBA en heeft de afdeling Sociale Zaken te maken met bewoners die een
beroep doen op sociale voorzieningen. Voor deze taakvelden wordt hieronder verduidelijkt welke
gevolgen zij merken van bewoning van recreatieverblijven.

- Inschrijving in GBA

Op grond van de Wet op de gemeentelijke basisadministratie (verder: Wet GBA) is een ieder
verplicht om zich in te schrijven op het adres waar diegene zijn hoofdverblijf heeft. Over het
algemeen is dit het adres waar iemand zich naar verwachting gedurende een half jaar tenminste
twee derde van die tijd in Nederland verblijf zal houden. De gemeente is verplicht het opgegeven
verblijfadres in de registratie op te nemen. Het weigeren van inschrijving in het GBA (bijvoorbeeld
omdat het in strijd is met het bestemmingsplan) is op grond van de Wet GBA niet toegestaan.
De acceptatie van iemands inschrijving in de GBA kan dan ook niet worden beschouwd als
toestemming voor het gebruik als permanente bewoning, omdat de inschrijving niet mag worden
geweigerd.
Op basis van de inschrijving in de GBA worden personen als ingezetene van die gemeente
beschouwd. Dit geldt als uitgangspunt voor diverse sociale en maatschappelijke regelingen zoals
de Belastingaangifte, berichtgeving over verkiezingen of het aanvragen van een uitkering.

- Relatie met sociale zaken

De sociale voorzieningen van de gemeente Langedijk zijn bedoeld voor de inwoners van de
gemeente. Door inschrijving in de GBA is hiervan sprake. Permanente bewoners van
recreatieverblijven, of dit nu gelegaliseerd, gedoogd of verboden is, kunnen een beroep doen op de
sociale voorzieningen van de gemeente zolang ze ingeschreven zijn in de gemeente en hier ook
feitelijk verblijven.

- Gemeentelijke belastingen

Voor gemeentelijke belastingen kan het gebruik voor permanente bewoning van recreatieverblijven
ook gevolgen hebben.
Zo zijn hondenbezitters hondenbelasting aan de gemeente verschuldigd als ze in de gemeente
Langedijk wonen. Hiervoor moet bekend zijn dat ze een hond houden, maar ook dat ze binnen de
gemeente wonen (en dus ingeschreven staan). Verder wordt forensenbelasting geheven van
iedereen die ergens anders een hoofdverblijf heeft, maar in de gemeente Langedijk meer dan 90
dagen per jaar de beschikking heeft over een woning. Zodra iemand zich als permanente bewoner
van een recreatieverblijf inschrijft in het GBA (en daar dus hoofdverblijf heeft), vervalt de
belastingplicht van de forensenbelasting.
De overige gemeentelijke belastingen worden geheven van de eigenaar van een woning of chalet
en hiervoor is het gebruik niet van belang. Dit geldt bijvoorbeeld voor de onroerendzaakbelasting
en rioolheffing.

- Huurtoeslag (Belastingdienst)

De Belastingdienst is bevoegd over het verstrekken van huurtoeslag te beslissen. In het algemeen
geldt dat bij bewoning van een recreatieverblijf geen recht bestaat op huurtoeslag, omdat een
recreatieverblijf naar haar aard bedoeld is voor tijdelijk gebruik. Dit wordt anders zodra de
permanente bewoning van een recreatieverblijf plaatsvindt met medeweten van de gemeente en
hiertegen niet handhavend wordt opgetreden. Daarbij volgt de Belastingdienst het beleid op dit
gebied van de gemeente. Er moet sprake zijn van het in zekere mate gedogen van de bewoning.
Dit gedogen moet ergens zijn vastgelegd en moet voor iedereen kenbaar zijn.
In Langedijk is dit op dit moment het geval. Hoewel het bestemmingsplan permanente bewoning
niet toelaat, is in het Visiedocument omgevingsrecht bepaalt dat hiertegen voorlopig niet wordt
opgetreden. Voor de Belastingdienst staat dit gelijk aan een algemeen gedoogbeleid voor
permanente bewoning.
Mocht er in de toekomst besloten worden dat niet langer (passief) wordt gedoogd, dan betekent dit
dat het recht op huurtoeslag voor huurders van recreatieverblijven vervalt, tenzij er een individuele
gedoogbeschikking is afgegeven.

- Afvalinzameling, straatverlichting, wegonderhoud

Het terrein en de wegen op de recreatieparken in onze gemeente, zowel bij Molengroet als de
Oude Boomgaard, zijn niet in gemeentelijk eigendom. Het terrein is niet openbaar en daarmee is
het onderhoud aan de wegen en paden voor rekening van het parkbeheer of een vereniging van
eigenaren. Ook het hebben van straatverlichting is een verantwoordelijkheid van de parken zelf.
Een keuze voor het legaliseren van permanente bewoning door aanpassing van het
bestemmingsplan, kan gevolgen hebben voor deze situatie.
De parken worden op dit moment gezien als een commerciële vereniging en voor de
afvalinzameling betekent dit dat afval wordt beschouwd als bedrijfsafval. De parken zijn zelf
verantwoordelijk voor de inzameling en afvoer hiervan. Als er wel legaal gewoond mag worden,
betekent dit dat de afvalinzameling van de particuliere bewoners een verantwoordelijkheid van de
gemeente wordt, waarvoor dan ook voorzieningen moeten worden getroffen.

- Volkshuisvesting

Binnen de regio is sprake van een grote druk op sociale huurwoningen. Dit heeft er mede voor
gezorgd dat mensen die met spoed op zoek zijn naar een huurwoning, maar niet in aanmerking
komen voor een urgentieverklaring, hun toevlucht hebben gezocht tot een recreatieverblijf. Dit
probleem is ook in 2007 gesignaleerd. Naar aanleiding van een amendement van Kleurrijk
Langedijk bij de Kadernota 2007-2011 is een onderzoek uitgevoerd naar de vraag of
recreatiewoningen ingezet kunnen worden om de vraag naar betaalbare starterswoningen op te
kunnen vangen. Op 13 november 2007 zijn de onderzoeksresultaten besproken in de openbare
vergadering van de commissie Wonen, Werken en Verkeer. De conclusie van het rapport was dat
recreatiewoningen niet ingezet kunnen worden om de vraag naar betaalbare starterswoningen op
te kunnen vangen. De aanbeveling luidt om nieuwbouw te plegen en betaalbaar aanbod in de
bestaande woningvoorraad te creëren.
Sindsdien zijn diverse woningbouwplannen uitgevoerd of gestart. Ook in de regio zijn projecten
opgeleverd waarin sociale woningbouw is opgenomen. Ook staan binnen de gemeente Langedijk
de komende jaren meerdere woningbouwprojecten op het programma waarin sociale woningbouw
is voorzien.
Toch kan worden gesteld dat nog steeds sprake is van druk op de woningmarkt. Daarbij geldt dat
bij eventuele handhaving van het verbod op permanente bewoning in korte tijd aanzienlijke
aantallen extra woningzoekenden kunnen ontstaan.
3.2 Brandveiligheid van recreatiewoningen
Dat een brandveilig woonverblijf een belangrijk onderwerp is zal voor iedereen duidelijk zijn. Voor
recreatieverblijven, zeker wanneer deze op grote schaal permanent bewoond worden, is dit nog
sterker het geval. Doordat chalets en stacaravans vaak op kleine afstand van elkaar staan en
daartussen nog schuurtjes en tuinhuisjes kunnen zijn gebouwd, is het risico van brandoverslag
extra groot. Als er dan eenmaal een brand uitbreekt in een chalet, slaat dit snel over naar
omliggende verblijven. Dit geldt overigens zeker niet op alle (delen van) recreatieterreinen binnen
onze gemeente. Bij de inventariserende gebiedscontroles in 2011 zijn met name op het oudere
deel van de Oude Boomgaard situaties geconstateerd die qua brandveiligheid het risico van
brandoverslag bevorderen.
Waar bij permanente bewoning nog een scala aan voor- en nadelen te benoemen is, is dit bij
brandveiligheid niet zo. Zowel voor de bewoners/gebruikers en zijn naaste buren, maar ook voor
de gemeente is het van groot belang dat recreatieverblijven brandveilig zijn.
Ook qua oplossingsmogelijkheden is de variatie in alternatieven beperkt. In feite moet er aandacht
worden besteedt aan de brandveiligheid van de recreatieverblijven nu er signalen zijn dat hier
verbetering noodzakelijk is. Hiervoor zijn echter wel middelen nodig die op dit moment niet in de
programmering zijn opgenomen. Hiervoor worden in hoofdstuk 4 de mogelijkheden benoemd.

4. Mogelijke oplossingen

In dit hoofdstuk wordt weergegeven welke alternatieve oplossingen er zijn om met permanente
bewoning op recreatieterreinen om te gaan. Daarvoor wordt eerst kort geschetst wat het beleid van
het Rijk op dit onderwerp is, wat de provincie Noord-Holland hierover heeft vastgelegd en wat de
VNG gemeenten hierover adviseert.
Daarna wordt ieder alternatief kort toegelicht, waarna de voordelen, nadelen en mogelijke
(financiële) gevolgen worden aangeduid. Daarna wordt een aanvullende mogelijkheid voor tijdelijke
bewoning van recreatieverblijven toegelicht. Deze mogelijkheid kan worden toegepast
onafhankelijk van de keuze tussen de alternatieve oplossingen. Tot slot wordt voor brandveiligheid
aangegeven hoe hiermee omgegaan kan worden en hoe dit gelijk betrokken kan worden bij de
toepassing van de gekozen oplossing voor permanente bewoning.

4.1 Rijksbeleid

Bij brief van 11 november 2003 heeft de (toenmalige) minister van VROM aan de Tweede Kamer
haar beleid gepresenteerd inzake de permanente bewoning van recreatieverblijven. In het
Algemeen Overleg van de Tweede Kamer op 11 december 2003 is gebleken dat dit beleid door de
Kamer wordt gedragen. Tevens is deze beleidslijn verwerkt in de Nota Ruimte. In essentie is het
beleid erop gericht een einde te maken aan de onrechtmatige bewoning om daarmee op
persoonsniveau duidelijkheid te verschaffen aan de betrokkenen. Uitgangspunt van dit beleid is
een verruiming, waaraan door gemeenten en provincies uitwerking moet worden gegeven. Het
verruimde beleidskader dat gemeenten is geboden bestaat er uit dat gemeenten onder
voorwaarden onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen kunnen legaliseren. Daarnaast
kunnen gemeenten, eveneens onder voorwaarden, bestaande gevallen van onrechtmatige
bewoning van recreatiewoningen met zogenoemde persoonsgebonden beschikkingen (hetzij in de
vorm van een persoonsgebonden gedoogbeschikking, hetzij in de vorm van een
persoonsgebonden vrijstelling/ontheffing) tijdelijk toestaan. Tenslotte kunnen gemeenten ervoor
kiezen om te handhaven. Uitgangspunt bij de uitwerking van het rijksbeleid is de decentrale
bevoegdheid van provinciale en lokale overheden om te kiezen tussen legaliseren, handhaven of
de persoonsgebonden beschikking, conform de nota Ruimte en de beleidsbrief van 11 november
2003. In de loop der jaren heeft de Minister diverse beleidsbrieven opgesteld en heeft er een aantal
verruimingen van het beleid plaatsgevonden. Hieruit kunnen een aantal mogelijkheden
gedestilleerd worden, zoals in de volgende paragrafen beschreven.

4.1.1 Legalisatie: bestemmingsplanwijziging

Met de beleidsverruiming biedt de minister gemeenten en provincies de mogelijkheid om in
bepaalde gevallen de recreatiefunctie van bestaande recreatiewoningen (of complexen van
recreatiewoningen) te wijzigen in een woonfunctie. Hieraan zijn de volgende voorwaarden
verbonden:
• de woning moet op 31 oktober 2003 onrechtmatig worden bewoond, voor complexen geldt dat
deze op 31 oktober 2003 in grote mate onrechtmatig worden bewoond en niet bedrijfsmatig worden
geëxploiteerd;
• de woning moet zijn gelegen buiten waardevolle en/of kwetsbare gebieden. Dit betekent dat het
complex niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur mag liggen of in gebieden die vallen onder de
Vogel- en Habitatrichtlijn, de Natuurbeschermingswet, in Bufferzones of in Nationale
Landschappen (de grenzen hiervan zijn bepaald in de Nota Ruimte);
• de woning moeten voldoen aan het Bouwbesluit voor reguliere woningen;
• de bestemmingswijziging mag niet in strijd zijn met de toepasselijke milieuwetgeving.
De minister wijst er bovendien op dat het niet de bedoeling is dat de eventuele recreatiefunctie van
het gebied in gevaar komt, of dat er een nieuwe behoefte aan recreatieverblijven in het gebied
ontstaat. Gemeenten worden binnen het nieuwe kader meer mogelijkheden geboden om op grond
van hun reguliere bevoegdheden, bestemmingswijzigingen van recreatie naar wonen door te
voeren voor situaties waar onrechtmatig in een recreatiewoning wordt gewoond.

4.1.2 Persoonsgebonden gedoogbeschikking

Voor situaties waar op grond van het rijksbeleid geen bestemmingswijziging aan de orde kan zijn
dan wel waar gemeenten en/of provincies op grond van hun eigen beleid geen
bestemmingswijziging overwegen, dienen gemeenten in beginsel een actief handhavingsbeleid te
voeren. Om tegemoet te komen aan bestaande situaties van permanente bewoning, bestaat er
geen bezwaar tegen dat een persoonsgebonden gedoogbeschikking wordt verstrekt, die ertoe
strekt dat de betreffende bewoner(s) in de betreffende recreatiewoning mag/mogen blijven wonen.
De beschikking is persoonsgebonden, aan het object gerelateerd, niet overdraagbaar en vervalt in
ieder geval op het moment dat de betreffende bewoner verhuist of overlijdt. Voorwaarden daarbij
zijn in ieder geval:
• het object moet worden bewoond op de vastgestelde peildatum
• het object moet voldoen aan de eisen conform de Woningwet (inmiddels ook aan de Wabo)
• de bewoning is niet strijdig met de milieuwetgeving
Gemeenten bepalen een peildatum om te bepalen wie in aanmerking kan komen voor een
persoonsgebonden gedoogbeschikking. Dit is meestal het moment waarop van overheidswege
kenbaar is gemaakt dat handhavend zal worden opgetreden tegen de overtreding. In de
beleidsbrief van de Minister is de uiterst mogelijke peildatum opgenomen van 31 oktober 2003 (of
indien gemeenten reeds actief handhavend optreden: ná een eerder door hun vastgestelde
peildatum). Inmiddels is door de Minister aangegeven dat het gemeente vrij staat om een latere
peildatum te kiezen, mits deze niet in de toekomst ligt. Dit uiteraard om te voorkomen dat er wordt
geanticipeerd op toekomstige gedoogsituaties.
Na expiratie van de persoonsgebonden beschikking dient de gemeente de recreatiebestemming
actief te handhaven. Gedoogbeschikkingen kunnen alleen afgegeven worden voor
recreatiewoningen en niet voor andere soorten recreatieverblijven.
Strikt genomen dient de recreatiewoning te voldoen aan de eisen conform de Woningwet en het
Bouwbesluit en de milieuwetgeving. De Minister acht het echter denkbaar dat op bepaalde
onderdelen ook ten aanzien van specifieke eisen in het Bouwbesluit 2003 of de milieuwetgeving
wordt gedoogd. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden ook voor recreatieverblijven (zoals
stacaravans en chalets) anders dan recreatiewoningen een persoonsgebonden gedoogbeschikking
te verlenen. Hiervoor is wel een zorgvuldige afweging vereist. Voorwaarde daarbij is dat door het
gedogen geen onaanvaardbare veiligheids- en gezondheidssituaties ontstaan voor de bewoners
en gebruikers.

4.1.3 Persoonsgebonden omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan

Ter uitvoering van een motie van de Tweede Kamer heeft de Minister in (oud) artikel 20 van het
Besluit Ruimtelijke Ordening 1985 de mogelijkheid gecreëerd voor het verlenen van vrijstelling ten
behoeve van het gebruik van een recreatiewoning als woongebouw. Alhoewel de regeling was
bedoeld als een tijdelijke regeling is deze ook in het opvolgende Besluit ruimtelijke ordening en
daarna in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht opgenomen. Het college van
burgemeester en wethouders dient te besluiten of zij toepassing wil verlenen aan deze
ontheffingsmogelijkheid. Het betreft namelijk een bevoegdheid en geen verplichting. Bij de
oordeelsvorming zal rekening moeten worden gehouden met het beleid van andere overheden.
Gemeenten die pas na 31 oktober 2003 beschikken over handhavingsbeleid, of pas na 31 oktober
2003 zijn begonnen met de daadwerkelijke uitvoering daarvan, kunnen een verzoek tot ontheffing
weigeren maar zullen dit sterker moeten motiveren dan gemeente die op 31 oktober 2003 wel
handhavingsbeleid in uitvoering hebben genomen.
Met een persoonsgebonden omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan mag de
recreatiewoning bewoond blijven door de betreffende persoon tot het moment dat deze overlijdt of
verhuist. De wettelijke basis voor de vergunningverlening is artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2°
Wabo in samenhang met artikel 4 onderdeel 10, van bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor).:
Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12,
eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de
beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de
volgende eisen:

a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande
woning gestelde eisen;
b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet
geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij
gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden,
c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze
sedertdien onafgebroken bewoont, en
d. d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.

4.2 Provincie Noord-Holland

Het provinciale beleid is verwoord in de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Hierbij is het geldende
beleid zoals dit is verwoord in de streekplannen, voortgezet. Voor de doorwerking in bindende
regels voor gemeenten staat de provincie de ruimtelijke verordening ter beschikking. De nu
geldende Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is op 21 juni 2010 vastgesteld. Hierin
zijn algemene regels vastgelegd over de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of
omgevingsvergunningen in afwijking van een bestemmingsplan. In deze verordening (artikel 18) is
opgenomen dat een bestemmingsplan niet voorziet in de mogelijkheid van permanente bewoning
van recreatiewoningen. Dat is een voortzetting van de op 18 juli 2005 door de provincie
uitgebrachte beleidsnotitie „Permanente bewoning van recreatiewoningen‟. In deze notitie sluit de
provincie aan bij de criteria die de minister in haar beleidsbrief van 11 november 2003 heeft
bepaald.

4.3 VNG standpunt

Op 15 maart 2011 is een wetsvoorstel aangenomen door de Tweede Kamer omtrent permanente
bewoning van recreatiewoningen. Dit wetsvoorstel voorzag in de verplichting voor gemeenten om
de hierboven beschreven persoonsgebonden omgevingsvergunning in afwijking van het
bestemmingsplan te verlenen, als de bewoner kan aantonen dat aan de voorwaarden uit de Wabo
en het Besluit omgevingsrecht wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn ongewijzigd gebleven. Deze
wet zou dus alleen gelden voor bewoners die aantoonbaar voor 31 oktober 2003 de
recreatiewoning permanent bewoonden.
Na instemming door de Tweede Kamer is de wet op verzoek van de VNG ingetrokken door de
regering. De wet is dus niet vastgesteld. Wel heeft de VNG op basis van het wetsvoorstel beleid
ontwikkeld voor gemeenten, waarin dezelfde uitgangspunten centraal staan. Zij heeft gemeenten
opgeroepen deze beleidsregels te hanteren bij de toepassing van de bevoegdheid ene
persoonsgebonden omgevingsvergunning te verlenen voor bewoning van een recreatiewoning in
afwijking van het bestemmingsplan. Voor de voorwaarden voor verlening van deze vergunning
wordt verwezen naar paragraaf 4.1.3.

4.4 Voor- nadelen van mogelijke oplossingen in Langedijk

4.4.1 Legaliseren door middel van bestemmingsplan

Deze oplossing houdt in dat een nieuw bestemmingsplan voor de recreatieterreinen wordt
opgesteld waarin permanente bewoning wordt toegestaan. Dit kan door middel van een
bestemming „Wonen‟, maar ook door het behouden van de bestemming „Verblijfsrecreatie‟ met een
specifieke aanduiding of gebruiksmogelijkheid waarin permanente bewoning wordt toegestaan.
Voordelen:
- het aantal woningen binnen de gemeente neemt toe en daarmee het aantal inwoners
(kanttekening is dat de meeste bewoners op park de Oude Boomgaard al staan
ingeschreven)
- toekomstgerichte oplossing; besparing op handhavingslasten en een eenduidige situatie
- bestemmingswijziging zal de eigenaren/beheerders mogelijk stimuleren de kwaliteit van
het park te verbeteren
- recreatieverblijven bieden een aanvulling op het woningaanbod aan de onderkant van de
markt

- deze oplossing sluit aan bij de wens van de bewoners (na jarenlang uitblijven van
handhaving en daarmee gepaard gaande onduidelijkheid)
- recreatieverblijven stijgen in waarde (of houden dezelfde waarde in de gevallen waarin nu
al recreatieverblijven als „woningen‟ zijn verkocht)

Nadelen:

- ruimtelijk niet gewenst (strijd met gemeentelijk beleid);
- de recreatieverblijven zullen bij legaal gebruik als woning ook aan alle eisen uit het
Bouwbesluit 2012 voor de functie „wonen‟ moeten voldoen. Dit zal in veel gevallen niet
mogelijk zijn voor bestaande stacaravans of chalets. Ingrijpende aanpassingen of zelfs
nieuwbouw leidt tot vergaande investeringen voor eigenaren, maar ook tot ongewenste
verstening en mogelijk uitbreiding van bebouwing.
- na legalisering zal op de regels uit het Bouwbesluit moeten worden gecontroleerd en
mogelijk gehandhaafd.
- recreatieterreinen zijn niet geschikt als „woonwijk‟ (kleine gebouwen, dicht op elkaar)
- leidt tot verstening (er mag vergunningvrij worden aan- of bijgebouwd). Ook bij een
bestemming „wonen‟ met toegestaan gebruik voor permanente bewoning kan er
vergunningvrij worden gebouwd op grond van artikel 2 van Bijlage II van het Besluit
omgevingsrecht. De uitsluiting dat dit niet mag bij een bouwwerk ten behoeve van
recreatief nachtverblijf is dan namelijk niet meer van toepassing aangezien het bouwwerk
(ook) voor de woonfunctie gebruikt mag worden
- voornemen is in strijd de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en voor afwijking hiervan
krijgt de gemeente zeer waarschijnlijk geen toestemming.
- verlies van recreatieverblijven (staat haaks op ambities op het gebied van recreatie en
toerisme);
- er ontstaat mogelijk vraag naar nieuwe recreatieverblijven
- „beloning‟ voor jarenlange overtreding
- leidt tot waterbedeffect: meer bewoners (in woningnood) uit de regio naar
recreatiewoningen binnen onze gemeente. Deze kunnen in onze gemeente een beroep
doen op sociale voorzieningen.
- geen noodzakelijke oplossing; er kan ook maatwerk worden geleverd d.m.v.
gedoogconstructies
- (geen) gelijke behandeling van de beide recreatieparken
- belangen van derden kunnen in het gedrang komen (toeristen, omliggende
bedrijven/agrariërs)
(Financiele) Gevolgen:
- kosten bestemmingsplanprocedure en planschade kunnen worden verhaald op aanvragers
- controle van bewoonde recreatieverblijven op eisen Bouwbesluit; toezicht en handhaving
komt in beginsel voor rekening van de gemeente. Wellicht kan dit als voorwaarde worden
gesteld voor bestemmingsplanwijziging
- doen van aanpassingen (kosten voor eigenaren)
- mogelijke gevolgen voor huisvuilinzameling, wegenonderhoud, straatverlichting etc.

4.4.2 Verstrekken van persoonsgebonden toestemming door omgevingsvergunning of
gedoogbeschikking

Bij dit alternatief wordt er een persoonlijke beschikking opgesteld voor de huidige bewoner(s)
waarin zij feitelijke toestemming krijgen het recreatieverblijf te bewonen. Nadat deze personen de
bewoning beëindigen, moet het weer recreatie worden.
Voor bewoners die aantoonbaar sinds 31 oktober 2003 onafgebroken in een recreatieverblijf
wonen die aan alle eisen voor de functie „wonen‟ aan het Bouwbesluit kan voldoen, kan een
omgevingsvergunning worden verleend. Uit de beschrijving van de voorgeschiedenis hierboven, is
af te leiden dat er vermoedelijk niet veel mensen al wonen sinds 2003. Ook zal de eis om aan alle
voorwaarden voor „wonen‟ uit he Bouwbesluit te voldoen, in veel gevallen niet mogelijk blijken.

Voor alle andere gevallen kan alleen een persoonlijke gedoogbeschikking worden verleend. Met
een dergelijke beschikking wordt toegezegd, onder bepaalde voorwaarden, niet tot handhaving van
de geconstateerde overtreding over te gaan. Er is juridisch geen sprake van toestemming, dit is bij
de omgevingsvergunning wel zo. Bij het toepassen van de gedoogbeschikking worden
voorwaarden verbonden aan de beschikking en wordt een (peil)datum gesteld voor welke
bewoners aanspraak kunnen maken op een gedoogbeschikking. Deze peildatum moet in het
verleden liggen en het is logisch daarbij aan te sluiten op het moment dat het gemeentelijk beleid
op dit punt eenduidig en expliciet kenbaar is gemaakt.
Gevallen waarin sprake is van bewoning maar die niet voldoen aan de gestelde voorwaarden
(Bouwbesluit, peildatum) moeten worden beëindigd. Als de bewoning in die gevallen wordt
voortgezet wordt daartegen gehandhaafd.
Voordelen:
- bespaart op handhavingslasten op korte termijn
- huidige bewoners worden niet geconfronteerd met de verplichting andere woonruimte te
zoeken
- er ontstaat geen extra grote vraag naar betaalbare woonruimte ineens
- na afloop van bewoning is weer sprake van het gewenste recreatieve gebruik
- er kan ook worden gedoogd als niet aan alle eisen van het Bouwbesluit wordt voldaan; er
kan maatwerk worden geboden waarbij minimale veiligheid wordt gewaarborgd;
- omgevingsvergunning en gedoogbeschikking verstrekken op aanvraag: duidelijkheid over
wie er permanent wonen
- mogelijkheid kosten van beschikking op aanvrager te verhalen via legesverordening
- mogelijkheid om aanvraag te toetsen aan minimale eisen uit Bouwbesluit
Nadelen:
- oplossing van tijdelijke aard (zeker voor eigenaren die verhuren aan een bewoner)
- „beloning‟ voor jarenlang bewonen in strijd met het bestemmingsplan
- gedoogbeschikking = buitenwettelijke figuur: in strijd met beginselplicht tot handhaven.
- in beginsel „mag‟ alleen gedoogd worden als er sprake is van een tijdelijke situatie. Dit is
wel het geval, maar het gaat wel om een lange termijn.
- derde-belanghebbenden kunnen geen bezwaar maken tegen een gedoogbeschikking. Zij
kunnen wel een verzoek om handhaving indienen waarna alsnog over de over concrete
situatie moet worden geoordeeld.
- er moeten (voor het tijdelijk gebruik voor bewoning) aanpassingen worden gedaan om aan
Bouwbesluit te voldoen. Deze aanpassingen om aan minimale veiligheidseisen uit het
Bouwbesluit te voldoen, zijn niet of minder rendabel voor bewoner/eigenaar
- er moet gecontroleerd worden of er nog sprake is van bewoning in recreatieverblijven waar
dit niet gemeld wordt
- na afloop van gedoogtermijn of bij beëindiging bewoning moet opnieuw toezicht worden
gehouden op gebruik als recreatiewoning (probleem kan in de toekomst terugkeren)
- alle individuele aanvragen om een omgevingsvergunning of gedoogbeschikking moeten
getoetst/beoordeeld worden en er moet gecontroleerd worden op de eisen van het
Bouwbesluit
- de recreatieverblijven kunnen enkel als recreatieverblijf worden verkocht en in sommige
gevallen zal dit tot een forse waardedaling leiden (de afgelopen jaren is er meer voor
betaald omdat er permanent in gewoond werd)
- er ontstaat een (lange) overgangsperiode waarin gebruik als bewoning langzaam afneemt
en het recreatief gebruik moet groeien/terugkeren
(Financiële) gevolgen:
- er is individuele duidelijkheid, maar er is in veel gevallen geen sprake van een formele
„vergunning‟.
- Het behandelen en beoordelen van individuele situaties kost veel ambtelijke capaciteit; Het
is wel mogelijk een tarief aan leges te vragen voor de individ uele dienstverlening ten
behoeve van de gedoogbeschikking. Daarmee kan dit voor de gemeente kostendekkend
worden uitgevoerd.
- toezicht op de naleving van de voorwaarden en toezicht na beëindigen van bewoning komt
volledig voor rekening van de gemeente
- handhaving van gevallen die niet aan de gedoogvoorwaarden voldoen, vraagt veel tijd en
inzet en is juridisch complex

4.4.3 Gedogen in algemene zin

Hierbij wordt in algemene zin afgezien van handhaving op permanente bewoning van
recreatieverblijven in Langedijk (of van een specifiek recreatiepark). Dit betekent in feite een
voortzetting van de huidige praktijk waarbij op papier is vastgelegd dat permanente bewoning niet
is toegestaan, maar ook is besloten hieraan geen handhavingsprioriteit en –capaciteit toe te
kennen.

Voordelen:
- minimale (geen) handhavingslasten op korte termijn
- bewoners kunnen blijven zitten onder dezelfde omstandigheden als nu het geval is.
namelijk als inwoner van de gemeente, met alle aanspraken die een andere inwoner ook
heeft.

Nadelen:
- levert geen daadwerkelijke oplossing op (geen duidelijke beleidskeuze)
- geen zekerheid op lange termijn; bij handhavingsverzoeken, beleidswijzigingen of
interbestuurlijke aanwijzingen kan de hele discussie weer opnieuw ontstaan
- geen juridisch verdedigbare oplossing (in strijd met Wet ruimtelijke ordening en
beginselplicht tot handhaven)
- een definitieve oplossing in de toekomst wordt met de jaren ingewikkelder
- er is geen zicht op uitwassen of op (brand)onveilige situaties
- belangen van recreanten en derdebelanghebbenden worden niet gewaarborgd
- leidt tot complexe situaties bij verbouwing/uitbreiding van voorzieningen bij
recreatieverblijven of op de parken (voor welk belang zijn deze gewenst)
- leidt tot waterbedeffect: meer bewoners in woningnood uit de regio naar recreatiewoningen
binnen onze gemeente. Dit kan leiden tot meer druk op sociale voorzieningen (uitkeringen)
binnen onze gemeente.
- bij interbestuurlijk toezicht kan de gemeente er op worden aangesproken hier geen
adequaat beleid op te voeren.

(Financiële) Gevolgen:
- nauwelijks (geen) handhavingslasten op korte termijn
- ad hoc reageren bij klachten/meldingen
- een ieder die ingeschreven staat wordt beschouwd als inwoner van de gemeente voor wat
betreft sociale voorzieningen, rioolrecht etc.
- park wordt beschouwd als recreatieterrein voor wat betreft bijv. het onderhoudt van de
wegen

4.4.4 Handhaven
Bij dit alternatief wordt ingestoken op beëindiging van permanente bewoning (op kortere termijn).
Door middel van het opleggen van bestuurlijke (herstel)sancties wordt er op aangestuurd de
permanente bewoning binnen een bepaalde termijn te beëindigen waarna alleen recreatief gebruik
is toegestaan.

Voordelen:
- geeft duidelijkheid
- in lijn met keuze en uitgangspunt in bestemmingsplan
- in lijn met Rijks- en provinciaal beleid
- meer recreatieverblijven beschikbaar voor recreanten

- kan tot (recreatieve)kwaliteitsimpuls leiden van de voorzieningen op de parken
- geen waterbedeffect vanuit andere gemeenten (woningzoekenden die „tijdelijk‟ op een
recreatiepark binnen onze gemeente onderdak vinden en een beroep doen op de
gemeentelijke sociale voorzieningen/uitkeringen)
Nadelen:
- verstrekkende gevolgen voor huidige bewoners/eigenaren
- leidt voor eigenaren tot waardevermindering
- op basis van verstrekte informatie in het verleden zal handhaving niet in alle gevallen
juridisch haalbaar zijn (bijzondere omstandigheden die tot af zien van handhaving moeten
leiden)
- voor bewoners die uit nood in een recreatieverblijf terecht zijn gekomen en geen rekening
hebben gehouden met de mogelijkheid van handhaving, zal het moeilijk zijn binnen
afzienbare tijd een andere woning te vinden
- brengt complexe en zeer arbeidsintensieve handhavingsinspanning met zich mee
(Financiële) gevolgen:
- vraagt intensieve handhavingsinspanning voor rekening van gemeente (ongeveer 40 uur
per zaak, exclusief bezwaar of beroepsprocedure)
- na handhavingsactie vergt dit blijvend aandacht om nieuwe situaties te voorkomen
- leidt tot grote vraag ineens naar betaalbare woonruimte binnen de gemeente

4.5 Overgangsrecht

Doordat in 2008 een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld voor de gebieden waaronder ook de
recreatieterreinen in onze gemeente vallen, kunnen er situaties onder het overgangsrecht vallen.
Het bestemmingsplan is op 18 september 2008 in werking getreden. Gebruik dat voor de
inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestond en sindsdien onafgebroken heeft
plaatsgevonden mag onder dit overgangsrecht worden voortgezet. Dit recht is zaaksgebonden en
vervalt dus niet bij verkoop of verhuur van een recreatieverblijf. Als het gebruik onder het
overgangsrecht gedurende enige tijd is onderbroken, moet daarna wel volledig aan het
bestemmingsplan worden voldaan.
Als het gebruik voor bewoning van een recreatieverblijf onder het overgangsrecht valt, is er geen
sprake van een overtreding van het bestemmingsplan. In die situatie moet het recreatieverblijf
echter wel aan alle eisen voor de functie „wonen‟ voldoen, omdat dit de functie is die het feitelijk
heeft. Er is in dit geval geen sprake van een tijdelijke situatie, omdat het beroep op het
overgangsrecht niet automatisch verloopt. Doordat deze recreatieverblijven op basis van het
overgangsrecht altijd, en door iedere opvolgende gebruiker, voor bewoning kunnen worden
gebruikt, kan het in beginsel niet worden gedoogd als deze verblijven niet voldoen aan het
Bouwbesluit. Aanpassing aan het Bouwbesluit is in deze situaties ook rendabel voor de eigenaar.
Het gedogen van bepaalde afwijkingen ten opzichte van het Bouwbesluit is slechts denkbaar in
situaties waarin aanpassing feitelijk niet mogelijk is en er geen gezondheids- en/of
veiligheidsrisico‟s door ontstaan.
Bij inventarisatie aan de hand van het moment waarop een eerste inschrijving in de GBA op een
bepaald kavel op de Oude Boomgaard is gedaan, is bekeken in hoeveel gevallen het
overgangsrecht aan de orde zou kunnen zijn. Vermoedelijk zal in ongeveer 70 gevallen sprake
kunnen zijn van overgangsrechtelijke situaties. Dit is ruim minder dan de helft van de ruim 200
kavels op de Oude Boomgaard. Het aanwezig zijn van overgangsrechtelijke situaties hoeft, gelet
op dit aantal, geen gevolgen voor te hebben voor de principiële beslissing. Met een grote
meerderheid van gevallen die niet onder het overgangsrecht vallen, blijven de argumenten om op
termijn te streven naar een recreatief gebruik valide en reëel.
4.6 Mogelijkheid voor tijdelijke noodsituaties
Naast de hierboven genoemde alternatieve voor de structurele omgang met permanente bewoning
van recreatieverblijven, kan voor incidentele noodsituaties een afzonderlijk keuze worden gemaakt.

Voor uitzonderingssituaties kan er eventueel gebruik worden gemaakt van het instrument van de
tijdelijke omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan. Deze kan op grond van het
Besluit omgevingsrecht voor maximaal 5 jaar worden verleend. Bij voorbaat moet duidelijk zijn dat
de behoefte aan de tijdelijke bewoning ook daadwerkelijk tijdelijk is. Dit kan zich in ramp- of
noodsituaties voordoen waarbij dringend tijdelijk andere woonruimte nodig is. Dit kunnen ook
individuele noodsituaties zijn, maar dit gaat in de regel verder dan bijvoorbeeld de urgente
noodzaak van een nieuwe woning door scheiding of huisuitzetting. Een individuele noodsituatie
kan zich bijvoorbeeld wel voordoen bij het verlies van woonruimte door brand. Er moet in enige
mate sprake zijn van overmacht.
Voor toepassing van deze mogelijkheid zullen afzonderlijk beleidsregels moeten worden
vastgesteld, waarbij bijvoorbeeld wordt omschreven in welk soort situaties deze tijdelijke
omgevingsvergunning wordt verleend, voor welke recreatiewoningen dit mogelijk is en of hiervoor
een maximum aantal recreatieverblijven wordt benoemd waarvoor deze tijdelijk vergunning kan
worden toegepast. Op de naleving van de gestelde termijnen en de hoeveelheid recreatiewoningen
die hiervoor beschikbaar worden gesteld zal ook weer nauwgezet toezicht moeten worden
gehouden om te voorkomen dat de (omvang van) permanente bewoning van recreatiewoningen
verder toeneemt.

4.7 Brandveiligheid

Zoals in hoofdstuk 2 al is aangegeven zijn er voor wat betreft de geconstateerde
brand(on)veiligheidssituaties minder alternatieven dan voor permanente bewoning het geval is. In
principe is de keus er tussen het wel of niet aanpakken van deze situaties. Maar zoals al eerder is
benadrukt is de keuze om hier geen aandacht aan te besteden niet reëel.
De keuze die wel gemaakt kan worden is of dit binnen de bestaande capaciteit moet worden
ingepland en daarmee ten koste van andere toezichttaken en –prioriteiten gaat, of dat hiervoor
extra middelen beschikbaar worden gesteld om dit uit te voeren.
Afhankelijk van de

Plaats reactie